Het Grand Tour-tijdperk, dat plaatsvond van het midden van de 17e tot het begin van de 19e eeuw, was een periode van reizen die jonge, rijke Europeanen maakten als onderdeel van hun opleiding. Het werd gedreven door de wens om te leren van en andere culturen te ervaren en om het continent te verkennen, en het concept werd gepopulariseerd door de nadruk die de Verlichting legde op de waarde van kennis en onderwijs. Naarmate de periode vorderde, evolueerde de Grand Tour naar de studie van kunst, architectuur en oudheden, en het werd een overgangsritueel voor veel jonge aristocraten, die naar het continent zouden reizen op zoek naar kennis, cultuur en avontuur.